Spreekbeurt: In gesprek over de zorgwekkende PISA-resultaten

Voor de nieuwste aflevering van onze podcast Spreekbeurt gingen wij in gesprek met Janet Weima (directeur onderwijs bij Proloog in Leeuwarden) en Esther Boomsma (directeur van IKC Trianova in Leeuwarden). Dinsdag 25 juni kon je al lezen wie zij zijn en wat PISA precies inhoudt. In de podcast gaan we met hen in gesprek over de PISA-resultaten van vorig jaar. Hieruit komt namelijk naar voren dat de leesvaardigheid onder 15-jarigen opnieuw is gedaald. Volgens Weima komt dit niet door corona of toenemende digitalisering. Het leesprobleem is volgens haar door een bewuste keuze ontstaan.

Laten we eerst even teruggaan naar de basis, want wat houdt PISA precies in? PISA is een onderzoek dat gedaan wordt in heel veel verschillende landen, wat het onderzoek zeer representatief maakt. Zo’n 600.000 15-jarigen doen mee aan het onderzoek. In Nederland doen er ongeveer 5000 leerlingen mee. Er wordt onderzocht hoe het staat met de vaardigheden van deze leerlingen op het gebied van taal,rekenen en natuurwetenschappen.

Onderwijsbreed

Hoewel dit specifiek geldt voor het voortgezet onderwijs zegt het resultaat ook wel wat over het onderwijs dat de kinderen tot dan toe hebben doorlopen. En deze resultaten zijn best slecht te noemen. Door middel van PISA, maar ook door andere metingen houden we in Nederland al heel lang bij hoe het gaat met het lezen van 15-jarigen. “Je ziet dat er al heel lang een dalende lijn te zien is", stelt Weima. De dalende lijn heeft op dit moment plaatsgemaakt voor een zeer sterke dalende lijn. “Het gaat met de leesresultaten van kinderen heel erg slecht.” Daarbij gaat hetvooral om het begrijpend lezen.

Veranderingen binnen het onderwijs

Wat de oorzaak hiervan is, is lastig aan te geven. “Kinderen kijken veel meer naar filmpjes op het internet en zijn minder aan het lezen. Maar we hebben ook veranderingen doorgemaakt binnen het onderwijs.” Zo leggen beide vrouwen uit dat de nadruk lang is gelegd op de strategieën in het begrijpend lezen. “Die waren achteraf gezien niet zo handig om daar de aandacht op te vestigen. Kinderen zijn namelijk veel oppervlakkiger gaan lezen.” 

Dan hebben we het met name over verwijswoordjes, stelt Boomsma. “Maar ook de tekstbenadering en het stukje woordenschat. Als kinderen de woorden niet begrijpen of de betekenis van woorden niet kennen, dan is het ook veel lastiger om de tekst te begrijpen.” 

Thema's 

“Wat wij binnen onze IKC heel belangrijk vinden is de manier waarop je woordenschat, taal en lezen aanbiedt”, zegt Boomsma. “Een boek is meer dan een boek.” Boomsma denkt ook dat je heel goed moet kijken en luisteren naar de kinderen. Bij het IKC koppelen ze boeken aan bepaalde thema’s. “De boeken worden ook besproken en er wordt een heel thema omheen bedacht. Daardoor raken de kinderen nieuwsgierig. En als kinderen nieuwsgierig raken, dan willen ze ook weten wat de tekst betekent.” 

Naast boeken worden er filmpjes ingezet en kinderen doen zelf onderzoek. “We laten de kinderen ook samen in gesprek gaan over de onderwerpen. Daardoor zijn ze continu heel actief met het onderwerp bezig.” 

Spanningsboog oprekken

Wat ook goed werkt is dat kinderen langere teksten aangeboden krijgen. De spanningsboog van kinderen is heel kort, maar deze proberen ze in het onderwijs wel op te rekken. “Kinderen kunnen toch wel een half uur achter elkaar met een tekst bezig zijn Maar die tijd moet je wel gebruiken voor een langere tekst met interessante onderwerpen. Teksten waar kinderen nieuwsgierig naar zijn”, aldus Weima.

De scholen die onder Proloog vallen, experimenteren daar nu mee. “De spanningsboog van kinderen is misschien wel kort, maar dat betekent niet dat je niet kan oefenen om die langer te maken. We moeten de verwachting hebben dat kinderen dit kunnen leren, want dan is de kans groter dat ze het ook kunnen leren.”

Op een middelbare school ligt het eraan of een les interessant genoeg is en welke leraar er voor de klas staat. “En variatie is belangrijk, vooral voor jonge kinderen is het belangrijk dat je doe-opdrachten combineert met luister- of met leesopdrachten.” 

'We moeten hoge verwachtingen hebben van kinderen'

Het komt erop neer dat we onze verwachtingen van kinderen moeten bijstellen. “We moeten juist hele hoge verwachtingen hebben van kinderen”, stelt Weima. Maar om faalangst tegen te gaan moeten de verwachtingen wel realistisch zijn. “Je kan niet van een kleuter verwachten dat hij een half uur met een tekst aan de slag is. Het moet wel bij de leeftijd en bij het kind passen. Niet ieder kind is hetzelfde.”

Het hebben van hoge verwachtingen is de beste manier om kinderen datgene te leren dat je ze wil leren, blijkt uit eerder onderzoek. En daarin zouden het onderwijs en de ouders beter met elkaar moeten samenwerken. 

Informatie uitwisselen met ouders

“Ouders moeten goed weten wat wij doen op school. En voor ons is het ook interessant om te weten wat er thuis voor mogelijkheden zijn.” Kinderen zijn thuis soms anders dan op school. “Dan is het juist belangrijk om informatie uit te wisselen met elkaar. Dat wij goed weten waar ze thuis tegenaan lopen, maar dat ze thuis ook weten waar wij tegenaan lopen. Zo kunnen we het een en ander op elkaar afstemmen.”

Wat het beste werkt is om kinderen van jongs af aan dagelijks voor te lezen en dit dan ook vol te houden tot hun twaalfde levensjaar. En niet alleen lezen, maar ook samen de boekenbespreken. “Daarmee bevorder je de leesmotivatie.”

Benieuwd naar hoe je kinderen nog meer kan stimuleren om meer te gaan lezen en wat het onderwijs hierin kan betekenen? Lees er in ons volgende artikel alles over. 

Door: Nationale Onderwijsgids / Femke van Arendonk